Jongeren de dupe van leeftijdssolidariteit bij pensioen
<< 27-08-2007 >>
Bijna niemand neemt de moeite,
maar één van onze lezers ging de uitdaging aan en telde op wat hij in twee jaar
tijd aan pensioenpremie had betaald. Dat het in die twee jaar opgebouwde
pensioenkapitaal lager zou zijn had hij verwacht: volgens het
solidariteitsbeginsel betalen jongeren meer dan ouderen. Maar niet dat het
opgebouwde pensioen letterlijk duizenden euro’s lager lag dan de betaalde
premie. Reden om bij pensioenfonds ABP in Heerlen eens aan de bel te trekken.
Een jongere die enkele jaren premie betaalt aan een
pensioenfonds en daarna stopt, mag blij zijn als hij de helft van zijn
pensioenpremie terugziet in zijn pensioenkapitaal. Dat is erg lastig uit te
leggen, beseffen ze ook bij het ABP, het grootste pensioenfonds van Nederland.
Een logisch gevolg van de leeftijdssolidariteit binnen collectieve regelingen,
stelt ABP-actuaris Alexander Paulis. „Het hele systeem drijft op welbegrepen
eigenbelang, waarbij jongeren nu meer premie betalen om te voorkomen dat ook zij
later zelf als oudere een huizenhoge premie moeten betalen.”
De voorlichtingsmolen over pensioen draait als nooit
tevoren. Doel: Nederlanders pensioenbewuster te maken. Een belangrijk wapen is
het uniforme pensioenoverzicht. Daarin staat onder meer hoeveel iemand aan
ouderdomspensioen heeft opgebouwd. De over de jaren heen ingelegde premie
ontbreekt. Deelnemers zien zo niet wat ze voor hun pensioenopbouw aan premie
hebben betaald. Zonder te willen stellen dat dit manco opzettelijk is, het
voorkomt wel lastige vragen van jongere deelnemers. Weinigen tellen zelf premies
op. Voor wie het wil proberen: de premie staat op loonstrookjes als een
percentage van het (pensioenopbouwend) inkomen. Elk jaar wordt met de premie een
gelijk pensioendeel opgebouwd. Afhankelijk van de regeling ligt de jaaropbouw
tussen 2 en 2,25% van het gemiddelde loopbaaninkomen.
Gat
De premie is veelal niet alleen zuiver en alleen voor
ouderdomspensioen, waarschuwt Paulis snelle rekenaars. Er kunnen andere premies
in zitten – bijvoorbeeld voor de anw-compensatie of een vroegpensioenregeling.
Dit zijn echter kleinere percentages die niet het gat kunnen verklaren tussen
betaalde premie en pensioenopbouw, bevestigt ook de ABP-actuaris.
De verklaring voor
het verschil ligt vooral in het feit dat collectieve pensioenregelingen
wettelijk verplicht zijn tot de zogeheten doorsneepremie. Deelnemers betalen
ongeacht hun leeftijd dezelfde premie. Zou die verplichting er niet zijn, dan
zouden jongeren een lagere pensioenpremie betalen. Dat heeft te maken met tijd.
Hoe jonger, des te langer de ingelegde premie op de beurs kan aangroeien tot de
gewenste jaaropbouw aan pensioen.
Iemand die pas met 50 met pensioensparen begint zal
veel grotere bedragen moeten inleggen om tot hetzelfde pensioenkapitaal te
komen. „Het omslagpunt waarbij iemand ’de juiste premie’ naar leeftijd betaalt
ligt bij zo’n 45 jaar”, aldus Paulis (zie afbeelding). Een jongere van 25 zou
volgens algemene actuariële rekenmethodes eigenlijk slechts 54% van de
doorsneepremie moeten betalen, een 55-jarige zou juist 35% extra moeten betalen.
Bij 57 jaar is er een knik in de ’juiste’ leeftijdgebonden premie. Dit wegens de
versobering van de pensioenopbouw vanaf die leeftijd, ter compensatie van de
vutrechten voor deze ouderen.
Solidariteit
Door de doorsneepremie betalen ouderen voor een
jaaropbouw pensioen te weinig, jongeren te veel. Solidariteit. „Je gaat er
natuurlijk wel van uit dat als jij straks ouder bent, de zaak wordt gespiegeld.
Natuurlijk is daar discussie over. Het heeft iets weg van een kettingbrief die
je door moet geven”, geeft Paulis ruiterlijk toe. „Wie garandeert straks dat de
jongeren van later dit voor jou zullen doen?”
Paulis stelt echter dat het collectieve systeem op de
hele loopbaan van iemand beoordeeld moet worden. „Na veertig jaar heb je niets
te veel voor je pensioen betaald. Geen cent van de in de jonge jaren te veel
betaalde premie gaat naar het pensioenfonds. Het is een gesloten systeem van
deelnemer naar deelnemer.” Bovendien kan het volgens de actuaris een voordeel
zijn dat mensen hun pensioenlast over de hele loopbaan gelijkmatig uitsmeren.
De doorsneepremie leidt daarmee vooral tot een
optisch probleem, wil Paulis maar zeggen. Dat geldt echter niet voor de
groeiende groep jongere mensen die slechts een korte tijd in een collectieve
pensioenregeling zitten. Bijvoorbeeld jongeren die vanuit loondienst een eigen
bedrijf opzetten, of een jongere vrouw die thuis voor de kinderen gaat zorgen.
Zij hebben te veel premie betaald en mogen dat met enig recht onrechtvaardig
vinden. Overigens kunnen nieuwbakken ondernemers het vertrek bij de collectieve
regeling nog tien jaar rekken, zodat de pijn deels verzacht kan worden.
Profijt herintreders
Herintreders die op latere leeftijd met de
pensioenopbouw starten, betalen daarentegen relatief te weinig voor hun
pensioenopbouw. ,,Dat sluit natuurlijk wel aan op de maatschappelijke wens de
herintreding van vrouwen te stimuleren”, nuanceert Paulis.
Het doorsneepremiestelsel kent echter dus duidelijk
ook winnaars en verliezers. In principe kunnen die scherpe kantjes eraf worden
gesneden, stelt Paulis, door jongeren een grotere jaarlijkse pensioenopbouw toe
te kennen, ouderen een lagere. De doorsneepremie kan dan intact blijven.
„Daartoe is echter wel een wetswijziging nodig”, stelt de ABP-actuaris.
De wettelijke plicht tot een doorsneepremie is er
echter niet voor niets, meent Paulis. Het voorkomt dat jongeren op de
arbeidsmarkt een voordeel krijgen vanwege lagere pensioenlasten. Werkgevers –
zij betalen een deel van het pensioen – zouden dan een enorm
concurrentievoordeel kunnen behalen als ze alleen jongeren in dienst zouden
nemen. Ouderen zouden zich met een drie keer hogere pensioenlast de markt
uitprijzen. Paulis: ,,Loslaten van de doorsneepremie zal tot
leeftijdsdiscriminatie leiden. De doorsneepremie biedt dus ook zeker voordelen
ten opzichte van een systeem van individuele, leeftijdsafhankelijke premies.”